‘Tientallen studenten, voornamelijk twintigers en dertigers (veel mannen), zitten aan hun beeldschermen gekluisterd.’ (Eva Schram, NRC Handelsblad, wo. 28-08-2016, p5 Economie-katern.)
Hier struikelde ik toch, en niet over die studenten. Ik geloof graag dat ze zitten, maar je bent gekluisterd aan iets, of je dat nou zittend, liggend of staand doet. Maar vooruit, het kan, zeker als je een pauze inlast tussen zitten en aan. Belangrijker (en lastiger): hun beeldschermen of hun beeldscherm. Iedere student heeft, laten we daarvan uitgaan, precies een beeldscherm. Ook al is het een lokaal vol studenten, en is het lokaal dus vol beeldschermen: iedere student is aan zijn of haar beeldscherm gekluisterd.
Ik begon met afpellen: de zin reduceren tot de kern, omdat het dan veel eenvoudiger is redactionele beslissingen te nemen. Dus dat het tientallen studenten zijn is voor de taalkwestie niet van belang en ook niet hoe oud die studenten zijn en van welk geslacht. Dan houdt je over: studenten zijn aan hun beeldscherm(en) gekluisterd. Enkelvoud of meervoud? Ik bedenk een vergelijkbare zin, waarin de groepsleden noodzakelijkerwijs ieder iets eigens hebben: Jan en Piet trekken hun onderbroek aan. Als Jan heel preuts is of aan diarree lijdt, misschien dat hij dan wel drie onderbroeken over elkaar aantrekt. En Piet volgt Jan in zijn doen en laten, dus die doet dat ook. Ja, dan geldt: Jan en Piet trekken hun onderbroeken aan. Conclusie: enkelvoud, studenten zijn aan hun beeldscherm gekluisterd.